Hij is aanvankelijk begonnen met voornamelijk sieraden en “groot” non-figuratief werk.
Al gauw sloeg de balans door naar het ruimtelijke werk. Dit werk was voornamelijk gebaseerd op het onderbreken of in zich opnemen van de directe omgeving.
Werk, dat een raakvlak zocht tussen landschapskunst en autonome beeldhouwwerken. De ontwikkeling naar figuratief werk heeft zich voorgedaan tijdens en wellicht mede door het werk als docent aan de Klassieke Academie voor beeldhouwkunst.
Het maken van slechts fragmenten van lichamen grijpt terug naar het eerdere werk. Door te verstoren, of in dit geval, te onderbreken, wordt iets, wat normaliter als vanzelfsprekend aan het oog voorbij kan trekken, opnieuw onderworpen aan een kritische blik. Een blik, die kan leiden tot het opnieuw beleven van de schoonheid van het alledaagse.