



Leo Gerritsen werkt in cortenstaal, dat uitermate geschikt is voor buitenobjecten.
Constructie, expressie en intuïtie zijn richtinggevend voor zijn werk. Zijn zoektocht naar nieuwe mogelijkheden is ingegeven door een architectonische aanpak en dit leidt tot objecten, die nieuwe concepten prijsgeven. Op deze manier zijn ook de "Vogelhuizen" geboren.
Hoewel de vorm primeert op de utiliteit van het object, is het voor de kunstenaar best meegenomen, dat vorm en creativiteit hand in hand kunnen gaan met het functionele van zijn kunst.
Het smeden, assembleren, lassen en torsen van het staal is voor Gerritsen een passie.
De taal, die hij daarbij spreekt via het ombogen, het slijpen en het componeren, blijft uiterst ludiek.
Het legt de sporen bloot van een kunstenaar, die het grappige als ingrediënt niet kan loslaten zonder daarbij het compromis van het kunstobject uit het oog te verliezen.